vrijdag 28 november 2014

Onze Nietzsche. Catechismen (2014)



ISBN 9789079202270
Eerste druk 40 blz. + cd (26 tracks)
Tweede druk (juli 2016) 48 blz.
Grafische vormgeving www.gestalte.be


Zeg, weet jij misschien wie zwanger gaat van? Het is de zee die het land heeft opengeslagen. Wil zij soms echt souperen met de engeltjes? Een haring beminnen, oesters op zandgrond. Leden van de commissie of een medefirmant? Veel tunnels vormen een aanslag op het licht. Bepaalde dingetjes dus, milddadig gestemd? ‘Hochmut, zeer aangenaam, met ha oo see ha.’ Is dit dan nog de tijd van explicatie in hout? Rigide moraal, op flakkeren de bordjes nu. Wil jij weten waarom natuurlijk verreweg de vettigste getallen elektronische hufters zijn? Luister dan naar het verhaal van de heer die per abuis zijn eigen bratwurst had ingeslikt.

Met Onze Nietzsche voltooit Marc Kregting zijn poëzieproject. Hij begon het twintig jaar geleden, met de bundel De gezel. Daarin monteerde hij onrijpe stemmen. Eindelijk zijn ze zelfstandig geworden. Ze redetwisten over iemand die zich voorstelt als ‘Hochmut, met ha oo see ha’.
Onze Nietzsche ent zich op de catechismus. Het speelt een vraag- en antwoordspel. Daarvoor moet een soms halsbrekende tocht door de cultuurgeschiedenis worden aanvaard. Gelukkig zijn er reisgenoten – figuren die af en toe zo vertrouwd zijn dat hun voornaam volstaat.
Uit zijn vroegere poëzie heeft Marc Kregting de meligheid behouden. Hij voerde één wijziging door. Zijn regels braken altijd willekeurig af, met als criterium dat ze even lang waren als de vorige en de volgende. Nu is de voorbarige rechterkantlijn weg.
Er resteren inderdaad stemmen, vier in totaal. De partituur van Onze Nietzsche werd openbaar voorgedragen door F. van Dixhoorn, Els Moors, Kila & Babsie. Zij vullen de geschreven tekst aan, zodat ook een gemeenschap van niet-lezers kan terugluisteren.


De dichter heeft een feilloos gevoel voor klank en ritme, zodat het wozel in klank als in schrift prachtig overkomt, tenminste als je van een hermetisch genre houdt. (...) Bevreemdend maar ook een uitdaging om de lijn in de overvloed van woorden te vinden die tot een woelige maar ook fascinerende overtocht leidt.(André, Goodreads)

‘er worden consequent zinnen na elkaar geplaatst die qua betekenis met elkaar botsen, waardoor de lezer zich ervan bewust wordt dat ook communicatie niet losstaat van machtsstructuren (…) Opvallend aan de performance is niet alleen dat de verschillende stemmen sterk van elkaar verschillen, maar ook dat de declamatoren veranderingen in Kregtings tekst hebben aangebracht. Zowel die heterogeniteit als dat loslaten van de oorspronkelijke” tekst versterkt in hoge mate het meerstemmige karakter van Onze Nietzsche. (…) Het lijkt weinig zin te hebben klassieke persoonsbeschrijvingen van deze figuur te maken: met de coherentie tussen de zinnen verdwijnt ook de zogenaamde eenheid van de protagonist uit het zicht. “Onze Nietzsche” is al net zo’n open systeem als de rizomen van “Deleuze Gilles”, met wiens filosofie de denkbeelden van Nietzsche verwisseld lijken te worden (…) zonder poëtische catechismen als die van Kregting rest alleen de banaliteit van de commerciële televisiecultuur, en meer in het algemeen van de laatkapitalistische consumptiemaatschappij waarvan die een uitingsvorm is.’ (Jeroen Dera, Poëziekrant)

‘Geconcentreerd lezen, zin na zin, herlezen, pogen er een coherent verhaal van te maken, zoeken naar metaforen, citaten traceren, het levert allemaal weinig op. Het wonder is echter dat je blijft lezen, steeds opnieuw. Blijkbaar is het intrigerend genoeg om boeiend te blijven, bovendien heeft de dichter een feilloos gevoel voor klank en ritme, zodat het een genoegen is de wartaal voor je uit te prevelen. (…) Door de filosoof met de hamer ‘onze Nietzsche’ te noemen, heeft Kregting hem gedomesticeerd. Weerloos loopt hij rond in een onbegrijpelijk universum van economische en politieke chaos, blatende media, seks en popmuziek, fascisten en elohisten, katten die kraaien als hanen en papegaaien die sterven (‘je had de ezel opgegeten en de pinguïn laten staan’). Misschien mogen we de papagaai associëren met de beroemde sketch van Monty Python, want Kregtings absurde, soms oerflauwe grappen vormen een belangrijk bestanddeel van de tekst. Het gebrek aan coherentie binnen een wereld die ondanks alles als de onze herkenbaar is, duidt op een visie die tegelijkertijd pessimistisch én vrolijk is. (…) God is dood, maar de kosmos is er niet minder bezield om geraakt.’ (Piet Gerbrandy, De Groene Amsterdammer 

'Weliswaar is de tekst zo opgebouwd dat je na enige tijd leidmotieven gaat ontdekken, maar het geheel verzet zich radicaal tegen interpretatie. Opmerkelijk genoeg is deze chaos niet alleen hoogst vermakelijk, maar werkt hij zelfs bezwerend. Dat komt door de ritmische kwaliteit van de afzonderlijke zinnen en de klankherhalingen waarmee ze aan elkaar zijn gekoppeld, die ervoor zorgen dat de tekst op auditief niveau niet uit elkaar valt (...) Niettegenstaande de vernietiging van de meeste aspecten die poëzie de laatste eeuwen tot poëzie hebben gemaakt,  handhaaft Kregting juist het voornaamste element dat ten grondslag ligt aan de poëtische ervaring, en dat is haar fysieke manifestatie' (Piet Gerbrandy, The Low Countries) 

‘Behalve stemmen die vragen stellen en antwoorden formuleren, is er in Onze Nietzsche ook een commentaarstem aanwezig die een toelichting verwoordt en in de tekst soms tussen haakjes staat. In tegenstelling tot de catechismus, waarin via vragen en antwoorden een samenhangend inzicht wordt geboden in de leer, krijgt de lezer van Onze Nietzsche geen coherente tekst, maar taalfragmenten voor ogen, waaraan hij veelal zelf betekenis moet toekennen. (…) Zoals in zijn vorige bundels onderzoekt Marc Kregting in Onze Nietzsche de taal in de denkkaders aangereikt door filosofen en critici als Roland Barthes, Gilles Deleuze en Jacques Derrida. “Jacques heeft ook geprobeerd om ‘te begrijpen wat er nu precies aan gene zijde van de taal gaande is en wat ons drijft tot dat eindeloos herhalen zonder dat we weten waarover we het hebben, precies daar waar de taal en het begrip op hun grenzen stuiten’.” Kregting citeert hier de deconstructionist Derrida die onder meer het begrip ‘dissémination’, uitzaaiing van betekenissen, lanceerde om de ontoereikendheid van de taal aan te geven en het onvermogen van de mens om definitieve uitspraken te doen over de werkelijkheid, want dingen verwijzen altijd naar andere dingen in een eindeloze keten.’ (Joris Gerits, Streven)

 'Buitenbeentje' (Frank Hellemans, Knack) 

‘Nietzsche maakt in de laatste bundel van Marc Kregting bepaald geen soevereine, maar veeleer een meelijwekkende en seniele indruk. (...) De pointe blijft eeuwig uit. Hoewel de zinnen op zichzelf vaak glashelder zijn, vormen ze samen een volslagen opaak oppervlak. Ook in de rol van Nietzsche spiegelt zich deze educatieve leemte. (…) Als de tekst niet tot één redenaar terug is te voeren, doe ik net alsof ik in een drukbezochte ruimte ben waar ik uit het rumoer slechts flarden van gesprekken opvang. Het resultaat is een polyfonie vol onnavolgbare prietpraat en abjecte vanzelfsprekendheid, waarin Nietzsche telkens weer opduikt alsof hij een trending topic is op twitter. Seculiere massacatechese. Het laatste restje hoop op Bildung lijkt vervlogen. (…) Een clown in een circus is niet eng, een clown in een donkere hoek van je kamer is dat wel. De intentie is zoek. Wat moet die clown daar? Zo gaat er van de meest gelikte zinnen van Kregting ook iets unheimlichs uit. (…) Niet Dionysos, maar Apollo, god van redelijk begrip en common sense, is hier aan het werk. (…) Eenmaal ontmanteld zien we de letters, de trucage waarmee de alledaagse taal zich een weg uit de werkelijkheid probeert te banen. Dit is een veelheid op zich, maar de veelheid van de totale werkelijkheid? Er dreigt – dan toch – eenduidigheid. Eenduidigheid die misschien het meest tot uiting komt in het vermoeden van een schrijverstrucje. Is het mogelijk zo gevarieerd de gemeenplaats te destabiliseren dat nergens herhaling optreedt; zonder automatismen die de bedoeling van de schrijver verraden? Zodra de opzet bloot komt te liggen is er geen sprake meer van pure, letterlijke, functieloze taal.’ (Tiemen Hiemstra, nY)

‘In een geruststellend parlando raakt de gewone logica buiten zicht. Alsof het een Zen-oefening betreft, is de lezer het vertrouwde ‘proza-houvast’ spoedig kwijt. Hij moet zich gaan verlaten op het associatieve en op zijn ergernis of gevoel voor humor. De Nietzsche-figuur schuifelt onnadrukkelijk door bijna alle tekstjes heen. Hij heeft behalve de associaties bij zijn naam geen duidelijk profiel. Hij lijkt vooral een projectie van de humoristische mens Kregting zelf. Een manier om gekkigheden aan te jagen en om de gemonteerde frasen, oneliners en quotes een soort kader te geven. (…) Op sommige plekken tintelen de meligheden wel een glimlachje los. Maar de meel van molenaar Kregting blijft maar stuiven en stuiven door je bovenkamer. Door de mechanische overdaad wordt er geen ironisch poëtisch gebied blootgelegd.’ (Erick Kila, De VVL-Boekhouding)

‘Door inhoudelijke verbanden en syntactisch correcte constructies wekt de tekst de impressie dat er werkelijk iets verteld wordt. Alleen lijkt elk woord vervangen door een ander en transformeert het onderwerp van zin tot zin. Meer dan een montage lijkt het alsof Kregting los door taal knipt. (…) Een zin als “fun met onze Nietzsche, fun met onze, fun met” flirt met de meest basale inspiratieloosheid. Kregting is een auteur die zichzelf niet altijd serieus neemt en dat hoeft ook niet. Maar humor moet nog steeds prikkelen en experiment bedriegt zichzelf wanneer het zijn spelelement ontmaskert. (…) Zodra enige stabiliteit dreigt te ontstaan, brokkelt het weer af. Niets kan voorverpakt zijn, niets mag vanzelfsprekend zijn. Zo herstelt Kregting taal in haar oorspronkelijke macht: betekenisgeving uitlokken zonder die te satureren. Deze ontwrichting van de taal is niet zomaar bevreemdend. Ze is bevrijdend. Ze is een explosieve, schalkse en poëtische ontketening.’ (Maarten Luyten, Meerkat Magazine)

‘Het lijkt erop dat Kregting jarenlang massa’s zinnen en (tijdsgebonden) begrippen heeft gecatalogiseerd uit politieke toespraken, nieuwsberichten, filosofische essays, kinderlijke en regionale songteksten, columns, manifesten, dialogen en uitdrukkingen waaraan bepaalde gevoeligheden kleven en die in deze teksten vervolgens op een logisch klinkende maar niet rationeel te duiden manier aan elkaar heeft geknoopt. Je blijft doorlezen, dus ergens moet het kloppen – wellicht vooral in het ritme en geluid, terwijl de inhoudelijke sprongen binnen een en dezelfde zin soms werkelijke onverklaarbaar groot zijn – of missen we een link, zo denken we steeds: net als in het echte leven’ (Griet Menschaert, Gonzo)  

‘een sterke, conceptuele en erudiete bundel. Met een ongekend rijk taal- en observeringsvermogen rijgt Kregting associaties, neologismen, referenties aan de actualiteit en alle denkbare cultuuruitingen aaneen. Het taalplezier dat hier vanaf spat, speelt soeverein met de behoefte van de lezer om van al die rijkdom aan stemmen en registers een geheel te maken.’ (nominatierapport Herman de Coninckprijs) 

‘En spreek de titel eens op zijn Brabants uit, zodat de essen en zetten amper van elkaar te onderscheiden zijn, dan klinkt die eerder als onze niesje, oftewel, weer vertaald naar een chiquere spelling, onze niche. En is dat niet de plek waar de term marktdenken niet bepaald als contradictio in terminis geldt? (…) 26 gedichten telt de bundel, zoveel als er letters van het alfabet zijn. Tel je het allerlaatste gedicht niet mee, dat in feite een motto is (Nescio’s “God mag nix kosten”), dan zijn er twee keer twaalf gedichten die gespiegeld worden in het middengedicht. Dat middengedicht bestaat uit zinnen waarin het woord vier in verschillende varianten voorkomt, zoals “viering”, “vierendelen” en “vierrittenkaart”. Het sluit aan bij de vier stemmen van vier collega-dichters die deze stijlvol vormgegeven bundel op de bijgeleverde cd voordragen. Het getal staat gelijk aan het aantal auteurs dat het leven van Jezus Christus (wordt hij bedoeld met “de heer die per abuis zijn eigen bratwurst had ingeslikt”?) op schrift stelde (…) Onze Nietzsche is in de eerste helft van het gedicht nog “trendsettend in een middelgroot bedrijf” en stuurt “zijn volkswagen” soepel de wasstraat in, al baart de “interne audit” hem zorgen. In het tweede deel gaat hij failliet, verschijnen er “donkere wolken” boven “zijn welvaart” en staat hij aan de rand van de “vleselijke instorting” als gevolg van “toxische kredieten”(…) Onze Nietzsche vormt een hoogtepunt in Marc Kregtings oeuvre, dat eerder een overkoepelend doel dan thema heeft: de bevrijding van de taal uit haar massale tewerkstelling in de heersende gemeenplaatsen. Beschouwde Kregting zichzelf in zijn debuut De gezel (Perdu, 1994) nog nadrukkelijk als leerling, dan heeft hij met Onze Nietzsche de graad bereikt van meester’ (Daniël Rovers, Ons Erfdeel)


Gebloemleesd:
‘Onze Nietzsche was een heer’, in: Kees ’t Hart, De 100 beste gedichten voor de VSB Poëzieprijs 2016. Arbeiderspers: Amsterdam/Antwerpen, 2016

Vertaald:
O fatale aantrekkingskracht’, Poetry International Web, 2010 (vert. Astrid Alben)

Video door Nikolaas Demoen, Poëziecentrum, Gent (2013)

Nominatie Herman de Coninckprijs 2016